Bomen en planten in de Grienden

De Grienden zijn niet alleen een fijne plaats om te wandelen maar ook een omgeving waar mooie en bijzondere foto's te maken zijn. 

Onderstaand vindt u foto's gemaakt in de Rhoonse en Carnisse Grienden.


uitgebloeid lancetbladig kruiskruid of wel rivier kruiskruid.(Senecio sarracenicus).


kleine klit (Arctium minus). De vruchten van deze plant klitten zich aan vachten of kleding vast (vandaar de naam) en worden op die manier verspreid. Vroeger (en nog wel) werden de klitten om te plagen in de haren van meisjes gegooid.


het gewone Wilgenroosje (Chamaenerion angustifolium). Vroeger kweekte men het wilgenroosje vanwege het pluis als het uitgebloeid was. Het werd gebruikt als vulmateriaal of als bijmengsel van wol of katoen. Van de bladeren werd ook wel thee getrokken.


blad van moerasstreepzaad. Een zeldzame vaste plant van de composietenfamilie die voorkomt op de Nederlandse Rode Lijst van Planten.


 

wespenorchis (Epipactis helleborine), uiteraard uit de orchideeënfamilie. De naam wespenorchis dankt de plant aan het feit dat de bloemen door wespen worden bestoven. Uit de kruipende wortelstokken komen volgend jaar weer nieuwe planten.


grote engelwortel, de Angelica archangelica. Als u van benetictiner likeur houdt, moet u deze plant eens kneuzen. Hij heeft namelijk het aroma deze drank. Hij is pas in 1934 in Nederland aangetroffen. Het is typisch een griendenplant die het goed verdraagt om dagelijks overspoeld te worden.


De bittere veldkers (Cardamine amara) is een vaste plant uit de kruisbloemenfamilie. 

Het betreft hier een waardplant. Dat houdt in dat de plant bestanddelen heeft die nodig zijn voor de groei van organismen zoals insecten, rupsen, spint, virussen, schimmels etc.. Deze plant is vooral belangrijk voor de larven van het klein geaderd witje. Het is bovendien een typische griendenplant die, zoals de naam suggereert, niet bitter smaakt, maar eerder radijsachtig is.


blauw glidkruid (Scutellaria galericulata), een overblijvende plant van de Lipbloemenfamilie. Dit is werkelijk een schoonheid.


moerasstreepzaad (Crepis paludosa). Een zeldzame vaste plant van de composietenfamilie die voorkomt op de Nederlandse Rode Lijst van Planten.


berenklauw, de Heracleum sphondylium. Normaal bloeit deze plant wit, maar als hij is afgemaaid, kan hij nog nabloeien in een roodachtige kleur. Als jonge plant is de berenklauw nog niet giftig en schijnen de stengels eetbaar te zijn met een combismaak van zoete komkommer, kokosnoot en mandarijntjes. De etherische oliën veroorzaken in zonlicht brandwonden. Voorzichtig dus met deze jongen.


geschubde inktzwam, de Coprinus comatus. Deze zwam is eetbaar en zal, als hij zich verder ontwikkelt, een klokvorm krijgen. De sporenlamellen die eerst wit zijn, zullen via de roze kleur langzaam overgaan in een inktzwarte substantie waarna de zwam als het ware smelt.


De gulden boterbloem (Ranunculus auricomus), een meerjarige plant uit de ranonkelfamilie en een plant voor natte, voedselrijke, vaak kalkhoudende grond in loofbossen en uiterwaarden, aan dijken en slootkanten. Deze plant heeft niet altijd de 5 kroonbladen. Er zijn exemplaren met maar twee, soms een en af en toe helemaal geen kroonbladen. Ook deze plant houdt van voedselrijke en vochtige, kalkrijke grond. 

Het sap is fors giftig. Dit kan ontstekingen op de huid veroorzaken. In het westen is hij vrij zeldzaam en ontbreekt hij in het noordelijk kleidistrict en Flevoland.


hondsdraf, de Glechoma hederacea, die behoort tot de lipbloemigen. Deze plant kan zich als epifyt gedragen (zie bij de eikvaren) en dat doet hij volgens mij ook bij u op de foto. Een veelzijdig plantje dat zowel in de bierbrouwerij werd gebruikt voordat men tot het gebruik van hop overging, als een geneeskrachtig kruid tegen jeuk bij aanraking van brandnetels. Bovendien vind ik het een prachtig bloempje. Net een klein orchideetje.


familie van de springbalsemien, het groot springzaad (Impatiens noli-tangere) Dit geslacht dankt zijn naam (impatiens = ongeduldig) aan het feit dat de planten hun zaden wegschieten. Het komt de laatste jaren steeds meer voor in de grienden. Jac P Thijse schreef al omstreeks 1920 in het Verkade Album over dit prachtige plantje.


kleine robertskruid (Geranium purpureum), ook wel de purperen ooievaarsbek genoemd. De plant is eenjarig en ik heb hem vaak in mijn tuin waar hij rustig mag blijven staan. Ik vind het een heel teer en mooi plantje met een schitterende kleur. Het kleine robertskruid schijnt zeer zeldzaam te zijn in de steden.


moerasstreepzaad (Crepis paludosa). Een zeldzame vaste plant van de composietenfamilie die voorkomt op de Nederlandse Rode Lijst van Planten.


eikvaren, de Polypodium vulgare. Deze plant vormt geen zaden, maar plant zich voort door sporen in de wind los te laten. Deze sporen kunt u zien als kleine ronde oranje bruine plekjes aan de onderkant van het blad. De eikvaren groeit op de grond, maar komt ook vaak voor op wilgen waar ze leven als epifyten. Dit soort planten leven zonder water of voedsel te onttrekken van de planten waarop ze leven. De eikvaren is dus niet schadelijk voor de gastplant. Zij halen hun voedsel uit het molm van de gastplant.


De gewone of de gamanderereprijs (Veronica chamaedrys). Het is een vaste plant uit de helmkruidfamilie. De bloemetjes beschermen zich door bij sterke regenval en harde wind te gaan hangen en zich te sluiten. De plant houdt van voedselrijke, vochtige graslanden en van lichte bossen en is veel te vinden in bermen en aan dijken. Ik vind het een schat van een plantje.