Dieren in de Grienden

Vanwege de bijzondere aanblik van de bevers zijn deze goed vertegenwoordigd in de media. Zij zijn een gewillig object om te filmen en te fotograferen. Overige dieren als vogels zullen snel volgen op deze pagina.



Bevers

Vanwege de vele foto's van de bevers is hiervoor een aparte pagina opgezet.

 

Klik hier voor de beverfoto's.


Barnsteenslakje: (Succinea putris).

De slak behoort tot de  soort longslakken. Kenmerkend voor de longslak zijn schelpen die soms aanzienlijke afmetingen kunnen hebben, de schelpen kunnen zich in het lichaam bevinden of zelfs geheel ontbreken.

De schelp van het barnsteenslakje is eivormig  met een spits uiteinde en is glad en glanzend op enkele groeistrepen na. De afmeting is ca. 10 x 17 mm. De slak is vaak te groot voor zijn behuizing waardoor hij iets uitsteekt.

De schelpwand is bij levende dieren zeer doorzichtig zodat de zon er doorheen kan schijnen waardoor de barnsteenkleur ontstaat. Verder is de schelp dun en broos en is weliswaar door het periostracum (de 'opperhuid', van een schelp die bestaat uit conchyoline) flexibel, maar kan makkelijk beschadigen bij aanraking.

 

De Latijnse  naam putris (vermolmd, verweerd, verrot) geeft mogelijk het habitat aan waar het slakje vaak wordt gevonden, namelijk rondom het water. In het water dringt een gedeelte van de benodigde zuurstof door de huid binnen, maar de slak moet toch regelmatig naar de oppervlakte voor zuurstof.

Het slakje is te vinden op  Riet, Lisdodde en Gele Lis, maar komt  ook vaak voor op Brandnetel.

 

De Barnsteenslak is drager van een parasitaire worm (Leucochloridium paradoxum). Deze parasiet ontwikkelt knotsvormige uitsteeksels die deels in de tentakels van de slak terechtkomen en daar pulserende bewegingen maken. Mogelijk worden vogels aangetrokken door deze beweging. Als vogels de slak eten, komt de worm in de vogel verder tot ontwikkeling in de cloaca. De eieren van de worm met een harde wand omgeven, verlaten de vogel met de uitwerpselen. Als de eieren op oeverland van een zoetwatergebied terechtkomen, ontwikkelen zich vrijzwemmende 'miracidia'-larven.

Wordt de slak niet op tijd gegeten, barsten de tentakels open door een sterke opzwelling van de uitsteeksels van de parasiet. Daarbij komen cercariën (larfjes van platwormen) vrij die op zoek gaan naar hun volgende gastheer.

 

Netty Wermeester vond zondag 02 juli tijdens een wandeling in de Rhoonse grienden dit bijzondere barnsteenslakje. Het exemplaar dat zij op video vastlegde, werd  geteisterd door de pulserende  parasiet en deelde het met de vereniging.    

WILGENHOUTRUPS

Wilgenhoutrups’ is niet alleen de naam van de rups, maar ook de naam van de vlinder die na de verpopping tevoorschijn komt. De Latijnse naam luidt ‘Cossus cossus’. De wilgenhoutrups is een forse nachtvlinder, met een vleugelspanwijdte van maar liefst tien centimeter, uit de familie van de houtboorders. De vleugels zijn grijsbruin van kleur met fijne donkerbruine streepjes. Het is een algemene soort, die in heel Nederland voorkomt.

 

Eitjes van de wilgenhoutrups

Deze vlinder vliegt in juni en juli en zet haar eieren met vijftien tot vijftig tegelijk af in schorsspleten of beschadigingen onder in de stam van een boom, meestal tot op een hoogte van anderhalve meter. De jonge rupsjes komen na veertien dagen uit en boren zich in het hout. De boom gaat bloeden en er is een vochtig spoor te zien langs de stam. In hun eerste levensjaar blijven de rupsjes bij elkaar in de boombast, maar daarna vreten ze zich met hun sterke kaken ieder een eigen weg door het hout. Zo ontstaan nu ook gaten in de bast van de gastheer. Deze zijn goed te zien. Niet alleen komt er boorsel (zaagsel) door naar buiten, maar ook uitwerpselen van de rups, met een typische azijnlucht.

Het schijnt dat de Oude Romeinen de wilgenhoutrupsen, met hun azijnsmaak, lekker vonden. Nu is het vooral de specht die ze graag eet. Omdat hout niet veel voedingswaarde heeft, ontwikkelt de rups zich traag. Pas na twee tot drie jaar is hij volwassen, met een indrukwekkende lengte van maar liefst tien centimeter. De rug is bruinrood, zijn buik geelbruin en op zijn kop heeft hij zwarte strepen. Met zijn sterke kaken kan hij lelijk in je vinger bijten! Hij is nu klaar om zich te verpoppen in een cocon van samengesponnen houtdeeltjes aan het einde van zijn ‘vraatgang’, soms ook in de grond. In juni werkt de pop zich naar buiten en komt de vlinder uit. Soms kunnen lege pophuiden uit de stam steken.

 

De vlinder heeft geen monddelen en kan dus niet eten. Na de paring en het leggen van de eitjes sterft de wilgenhoutrups, nu dus als vlinder. Voor de boom heeft dit in de loop van een paar jaar grote gevolgen. Zijn groei wordt vertraagd omdat overal in de stam sapstromen worden onderbroken. Delen sterven af en bij sterke wind kunnen takken of zelfs de hele stam afbreken. Dat kan uiteraard gevaar opleveren, bijvoorbeeld bij bomen langs de openbare weg. Maar ook in particuliere tuinen. Bovendien gaan rupsen ook aan de wandel: op zoek naar een nieuwe gastheer. Een nieuw slachtoffer eigenlijk. En bestrijden is heel moeilijk, zo niet onmogelijk. In 2001 ontdekten medewerkers van de buitendienst in Buitenpost bij toeval dat de wilgenhoutrups, met zijn hoge eiwitgehalte, niet bestand is tegen heet tot kokend water. Met behulp van een machine van een reinigingsbedrijf spoten ze kokend water in de boorgangen van aangetaste bomen. Met succes. Wel moeten de behandelde bomen, vol gaten, jaarlijks gecontroleerd worden, want de wilgenhoutrups heeft nu eenmaal een voorkeur voor beschadigde bomen. Voor particulieren is er geen andere mogelijkheid dan de aangetaste boom te kappen en af te voeren, liefst vóór half mei in verband met het verpoppen en het eitjes afzetten door de vlinder in juni.

Een gier in Albrandswaard

Op zondagmiddag 12 maart 2017 werd er boven Noordwijk (ZH) een Lammergier waargenomen. Met ruim 2,5 meter spanwijdte is dit de grootste vogel van Europa en een enorme zeldzaamheid in Nederland. De vogel vloog hier om 15:40 richting het zuiden. Vervolgens werd deze gezien boven Katwijk (15:53), Delft (16:50), Rotterdam (17:04), Pernis (17:18) en uiteindelijk boven Poortugaal (17:23). Hier cirkelde de vogel zeven minuten boven Bos Valckesteijn, waarna er weer koers richting het zuiden werd gezet. Uiteindelijk heeft de Lammergier een slaapplaats gevonden nabij de Carnisse Grienden! De volgende ochtend vloog de vogel rond 10 uur op, waarna deze via de Heinenoordtunnel (10:10), Zwijndrecht (10:40), Bleskensgraaf (11:30), Werkendam (11:50), Den Bosch (12:35) en Uden (13:10) ons land weer heeft verlaten. Het blijkt dat hetzelfde exemplaar afgelopen winter een aantal weken nabij Bonn (Duitsland) heeft gebivakkeerd, waarschijnlijk is deze jonge vogel afkomstig uit de Alpen.

Zie voor meer informatie:

https://www.dutchbirding.nl/dbactueel/1387/lammergier_op_doortocht

https://www.4vultures.org/2017/02/24/bearded-vulture-in-western-germany


2-5-2016 Sperwer door Albert van Boerum

18-4-2016 Video van Reeën van John Schepers



Bever in Rhoonse grienden 10 dec 2014

Gepubliceerd op 15 mrt. 2014

De Rhoonse Grienden zijn net als de Carnisse Grienden en de Ridderkerkse grienden zogenaamde zoetwatergetijdegrienden aan de Oude Maas. De grienden liggen buitendijks en staan onder invloed van van eb en vloed. Twee maal per etmaal staan grote delen van het gebied onder water. Het gebied kent hierdoor een bijzondere flora en fauna. Op de knotwilgen groeien mossoorten, planten en paddenstoelen. Voorkomende planten in het gebied zijn de beschermde spindotterbloem, gele lis, kattenstaart, bittere veldkers en zomerklokje. Wilgen worden geknot in de Rhoonse Grienden.

Griendcultuur

De totale oppervlakte van de Rhoonse Grienden bedraagt ongeveer dertig hectaren en deze worden nog volledig als griendcultuur beheerd. Dit betekent dat deze grienden in een cyclus van drie jaar worden gehakt. Tussen oktober en maart wordt ieder jaar een deel van de hakgrienden geknot. Het wilgenhout wordt onder andere gebruikt voor het maken van zinkstukken voor oeverbescherming, geluidschermen en als voedsel- en speelmateriaal voor dieren in de Rotterdamse Diergaarde Blijdorp. In de zogenaamde 'snijgrienden' worden de wilgen ieder jaar afgesneden; dit éénjarig hout gebruikt men onder meer voor het maken van manden en korven.

 



4 juni 2013 Bevers in de Rhoonse grienden en de Maas

MarcelRhoon